kisthalen
Tot het begin van de 20ste eeuw bewaarden de boerenmeiden en -knechten hun goed in een kist die opgeslagen stond in het kisthok, of op een grotere boerderij, in de kistkamer. Enkele dagen na het aantreden in een nieuwe dienst (inhuurtermijnen) haalden zij gezamenlijk op uitgelaten wijze met een met twee paarden bespannen veldwagen hun kisten bij hun oude werkgevers vandaan (kisthoalen).Dat kisthoalen is een teeken dat de dienstbode den dienst niet verlaat, niet wegloopt. Het kleine vertrek of afgeschoten gedeelte van de schuur waar die kisten plaats vinden heet het kisthok. (In 1881 schreef men nog, “dat de dienstboden (op het Hoogeland) de winteravonden voor een groot deel moeten doorbrengen in het zoogenaamde kisthok of wel op den warmen koegang.”)
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)